Pagina:Pallieter.pdf/102

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De Walkuren-rit.

HET was stikheet en laf. De zon brak den grond vaneen, de legumen stonden als in arduin, en fletsch gelijk een schotelvod.

Pallieter zat met Marieke tusschen de blauwe lommerte van zonnebloemen en flieren, verschgeplukte kersen te eten uit zijn strooien hoed. De flier rook geweldig, en de zonnebloemen zongen van de hommelen.

Pallieter stond eens recht om zich te rekken, en riep: ‘Mitteke, zie na toch da' licht, da' licht! het is gelak muziek!’

Marieke stond op, en bezag het schril-verlichte land, met de hand voor de oogen.

Er roerde geen levende ziel en er leefde geen steek. De hitte lag te denderen boven de wegen lijk boven een stoof, en de stilte stond lijk lood over de wereld.