Pagina:Pallieter.pdf/128

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

drinke. Gade gijlie fieste?’ vroeg hij er nieuwsgierig bij.

‘Ja!’ riep Fransoo, en Pallieter nam een tonneken van de kar en betaalde.

De vent reed voort, en terwijl Fransoo den honing droeg, rolde Pallieter het tonneken met voetstampen voort.

‘Mor hoe na gedroenke!’ vroeg Fransoo, ‘wij hemme gin kraan en ginne pot!’

Pallieter krabte in zijn haar - ‘'n kraan is niks, mor waar ne pot gon hale?’

Beiden zwegen, bleven staan en zagen naar den honingpot. Was die pot nu maar leeg. - ‘Kom, zei Fransoo lot ons oep 'n hoef ne pot hale.’

‘Allé dan!’ en zij rolden het tonneken over den witten weg. - Zij kwamen aan een korenplek, half afgemaaid, en ginder in den elzenkant zaten er pikkers en bindsters hunnen vier-uren-koffie te schoven. Als Pallieter hen zag, verblijde hij zich uitermate en riep, hoog zijne armen zwaaiend: ‘Hé, manne, lot elle kaffe staan, hier is verschen bock en as g'n koem geft, meugde ellen buik vol drinke!’

Seffens kwamen zij afgeloopen, elk met hun koffiekom en wrongen om 't dichtst bij 't tonneken te staan. Met een lierenaarsmes sneed Pallieter de kurk er uit en klets daar spoot het bier er uit, lijk bij een waterende koe, maar de kommen wierden er onder gehouden, schuimend gevuld en gulzig leeg gedronken. In het gat wierd er een gauw gemaakten houten tap gestoken, en zoo konden ze drinken zonder haast, en liep er niets verloren.

Ze schaarden zich zittend rond het tonneken, en