Pagina:Pallieter.pdf/222

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

219

Doedelzakken.

ALS al de sneeuw en het ijs gesmolten waren, dook de zon weer weg en zemelde het twee weken een fijnen, killen regen. Toen was uit het bleeke zuiden een lauwe wind over het land gekomen, ievers van achter de Begijnenbosschen, en twee dagen na Aschwoensdag hadden de zwarte boomen en 't klein hout reeds een spikkeling van zwellende botten. - Pallieter, die het 's morgens van uit zijn torenvenster zag, riep luid en achtereen: ‘Ik zien de Lente! Ik zien de Lente!’

Hij vergat zijn koffie, en bleef den eersten sprong van 't leven, roereloos en aangedaan bezien.

De zon was weg achter