Pagina:Pallieter.pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De bosschen waren als bergen. En terwijl de zon daarbuiten de kroon bereidde van het jaar, dat zijn de zoete vruchten, waren de menschen in en rond hun huis alles gereed aan 't maken voor de kermis.

Deze nu viel juist op Sinksen, het feest van God den Heiligen Geest.

En bij Pallieter stoof het er!

Charlot haar hert was maar een boon groot van blij verwachten, want de schoone Beggijnhofprocessie zou haren grooten ronde doen door het hof en over de Beggijnenvest, ze zou er mêe ingaan en alzoo veel aflaten voor zichzelven en de zieltjes verdienen. Een zoete lach krulde gedurig om haren mond.

Pallieter hielp haar mêe een volle waschmand strooisel snijden. Zij had rood, blauw, geel en groen blinkend papier gekocht, dat zij in vingersop-groote vierkantjes verdeelde; ze liep de katholieke kruidenierswinkels af om het zilveren papier van den chocolade te krijgen, en den dag van de processie, zou zij er rozen, vlieren en riekende kruiden bijvoegen. Het kon niet schoon genoeg zijn, want onze Lieve Heer zou het met zijn eigen voeten betreden. En terwijl ze sneed, zong ze liedekens uit de kerk.

Ze zou kunnen stoeffen en pronken met hare mand strooisel tegen de beggijntjes die meestal arm en gierig waren en tevreden moesten zijn met de gekleurde omslagen van oude St. Francickus' en Marias boden.

‘Wa zal onzen Lieven Hier blij zijn mé zoe' schoe stroessel!’ zei Charlot handenwrijvend.

‘Oewe Lievenhier mokt za' blij mé 'n doeë