Pagina:Pallieter.pdf/49

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

zooals: ‘Ick wil van de kerelen singen, al met hunnen langen baert...’ De grove klanken ronkten in het goud der ondergaande zon.

Beggijntjes kwamen luisteren, vertelden met Charlot die met hare volle waschmand strooisel pronkte, en zij wandelden over de vest...

In de verschgeschuurde keuken smaakte het avondeten en het bier om driemaal opnieuw te beginnen.

De Nacht kwam, en de stilte; de grond dampte den regen in fijnen doom omhoog en pas was de laatste schemerklaarte weggestorven of de zon rees daar terug, rood lijk een oven vuur en 't leven herbegon.

't Was Zondag en Sinksen, het feest van God den Heiligen Geest.