Pagina:Pallieter.pdf/6

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

4

En ginder over de Nethe was de groote, tomatroode zon als een lustige verrassing uit al die witheid opengebloeid.

Pallieter was er van aangedaan en riep:

‘'t Weurdt fiest vandaag! 't wordt fiest vandaag!’

En hij drestte duizend druppels in de lucht.

Dan duikelde hij nog eens onder, als om de ziel van het water meê te nemen en liep dan blinkend, roos als een roos in de witte nevelen naar de Reynaert en hij zong:

‘Een oske deur man troske,
 zuute, zuute Jadam
Adam had zeve zone,
 zeve zonen had Adam...’

Hij was nog maar eenige minuten op zijn slaapkamer als het klare beggijnhofklokske door de witte landen galmde, en hij Charlot haastig van het trapken hoorde gaan. Charlot bleef op hare kamer tot zij Pallieter op de zijne hoorde, want eens had zij hem in zijn geboortekleed zien weerkomen, en was met een kresch en de armen omhoog terug naar binnen geloopen. Dat mocht nooit meer gebeuren, liever nog de mis te laat komen of ze niet hooren, dan op Gods wegen een mensch te moeten zien zooals hij uit de handen van God zelf gekomen is!

Als Pallieter gekleed was, ging hij naar beneden, stak de mechelsche stoof aan, zette de geel-koperen moor op het vuur en maalde koffie. Als het water begon te zingen, te grollen en te stuiven schonk hij