Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

En 't waren geweest: vier jaren van hoop, vier jaren van werk, geduld en couragie - en dikwijls pijn-aan-de-maag, die nog voortkwam van bij de Dikken, meende hij. 't was geweest de stadige, trage, maar zekere groei als van het koren, dat Herfst, Winter, Lente en Zomer meemaakt. Pieter vertrouwde er op, dat de vrucht hem eens het hart zou voeden. Ze waren goed voor hem! Hij wachtte en werkte hopend. Eens het vak meester, zou hij beter betaald warden, kunnen sparen om leerling to worden - misschien zou Coecke zelfs niets vragen - en het zoo tot het meesterschap in de gilde brengen. Meester worden! Vrij zijn in zijn kunst! Dat was zijn onverwoestbare hoop, zijn onverzettelijke begeerte.



Hij frutselde voor Coecke, kopieerde, mocht kleine karweitjes aan schilderijen doen - er was veel werk en 't was moeilijk tusschendoor eens wat voor hemzelf te maken, zooals hijzelf het gaarne zag; 't zij naar 't leven, uit het geheugen of naar kopij. Maar haast elken avond zat hij een gat in den nacht bij een keers, op zin slaapkamerke, te teekenen of te lezen. De Zondagen en heiligendagen, na den noen, teekende hij binnen of buiten, naar gelang hij vrijaf kreeg. En zoo kwam er een goeie eenzaamheid in zijn leven en kwamen er weinig geruchten van de nieuwe kunst, waar hij middenin stondd, tot hem. Ze kwamen niet, omdat hij er niet naar verlangde. Hij verlangde er niet naar, omdat liet hem niet bekoorde. Hij probeerde soms, maar 't ging niet. Alle kunstenaars of leerlingen, met wie hij door de cmstandigheden in gesprek kwam, hadden altijd hunnen mond siroopvol over Italie en de Moderne Kunst: de verheerlijking van den mensch. Maar hij zag al de zonden, de