Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/105

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

veranderd wordt, zoodat hij door zijn vijftig honden zal opgegeten worden. Meester Coecke had het ontwerp geteekend. Pieter had het op paneel overgebracht, schilderde nu de blaren en de boomen en het waterke met zijn irissen. Jan Nagel zou de twee figuren, frisch en kloek en sidderend van schildersgenot, uitvoeren, en nadien zou Coecke, in Turk of in wat anders gekleed, er - in 't bijzijn van de rijke en edele bezoekers - aan werken en het stillekens aan verwatten, vermolligen, verporceleinen en verprutsen zooals dat toen goarne gezien wierd, en er heel veel bijval en fortuin mee halen zoo ging het haast met elke schilderij. En Jan Nagel zat daar hoog en droog ergens onder de pannen - die moest wind hooren en wolken zien; en Pieter zat nevens de keuken, in de aanwezigheid van goeie reuken en een poezelige meid. Er was er gelukkiglijk dikwijls een nieuwe. Zoudt ge geen goeie schilder kunnen worden, als er daar achter de deur, tusschen twee penseelstreken soms eenige kussen geplukt worden van een aanminnig gezicht? In elk geva1, hij plukte ze en hij vond er zich niet slecht bij. Jan Nagel werkte op zolder, mocht nergens zijnen naam onder zetten, was 'n werkman, 'n knecht, — maar veegde er zijn botten aan! De kwestie bij hem was maar: te kunnen schilderen, — het heilig schildergenot! Maar Pieter, terwijl hij de bladeren van de donkere boomen schilderde, zei: „Maar ik wil vrij en meester zijn!" „En Meester Coecke is goed en zal mij wel helpers, al is hij het met mil niet eens. De Sukkelaar!" Coecke was 'ne goeie mensch en 'ne goeie schilder, en zou nog 'ne betere schilder geworden zijn, als hij tijd had gehad. Maar hij kwam nooit tot rust, tot kalmte - waar het hart van uitzet. Het ging bij hem niet alleen om het werk: maar ook om zijnen grooten roem te houden, en nog meer roem te verkrijgen. Maar daarvoor moest hij zijn acht tot teen betalende leerlingen hun werk nazien, voor nieuwe modellen en onderwerpen zorgen, koopers ontvangen: edellieden, bisschoppen, prelaten en hovelingen van Keizer Karel en Keizer Karel zelf. Hij gaf lezingen en schriften over allerlei kunsten en over zijn reizen in Turkijen, (waar hij de tapijtenweverij was gaan leeren) vertaalde Italiaansche kunstboeken, teekende glasramen en tapijten, sneed in hout, graveerde, reisde, moest bezoeken ontvan en en bezoeken afleggen, hier en ginder gaan soupeeren, gesteedde veel tijd aan zijn toilet en moest rijk-zijn en rijk-doen. En bij den naam van