woorden van Pater Cornelis na „Als ge zoo voort gaat,
kunt ge ook zoo 'ne groote schilder worden." Hij zag
lichte visioenen van Antwerpen en van duizend schilderijen.
„Als ge zoo voort gaat, kunt ge ook zoo 'n groote
schilder worden" prevelde hij.
De moeder riep, dat hij moest komen eten, maar hij
riep terug, dat, hij geen honger had.
De middag ging stil en koud voorbij, en de maan kwam
vroeg op, ros boven de blauwe sneeuw. „Naar Antwerpen,"
zuchtte hij. Beneden hoorde hij een Drie-Koningenlied
zingen, verder in 't dorp ook. Hij deed het ook zoo gaarne.
Hij zag zijn vrienden koddig verkleed door de sneeuw
trekken met hun draaiende ster. Hij dacht er nu niet aan,
mee to doen. Hij brandde van een nieuw leven. Hij hoorde
's avonds drie keeren beneden vechten, maar hij luisterde
niet. Hij beleefde een nieuwe geboorte. En plots, als uit
een vlam, sprong hij op: „Ik wil! Ik wil! Ik wil schilder
worden!" Hij was als een moeder die een kind uit den
brand heeft gehaald.
5
En in den uitkoom, als de sleutelbloemen bloeiden en
de eksters weer op de wegen dansten, trouwde de moeder
met De Tomatpad.
Pieter dacht treurig aan zijnen zwijgenden vader, dien
hij nooit gekend had. Maar toch gin hij hupsch mee in
den plezanten bruilofststoet. 's Avonds was Dieter deerlijk
ziek; zijn maag was gezwollen om to ontploffen van te
veel warme hesp met boerenteenen gegeten to hebben.
Hij vond het zelf spijtig, dat hij het zoo gaarne mocht.
„'t Moest maar zoo goed niet zijn," zei hij.
En De Tomatpad was zoo blij om zijn huwelijk, dat hij
bijna veertien dag zat was lijk een kanon.
De echte Tomatpad, die in den liefdetijd zoolang
gefleemd en geglimlacht had, kwam gulzig, vol en vet
boven water, happend lijk 'n snoek.
Hij' liet voreers den pottenbakkersstiel staan. Hij wou
de beurs houden en d'herberg ook. Maar 't vrouwke
loste niet. En daar hij de beurs niet kreeg, pakte hij ze af.
Op al het gejank van de vrouw zwierde hij ze buiten,
en Pieter, die gereed stond om hem een kroes op den kop
te slagen, maar het niet deed, kreeg 'nen stamp onder
zijn broek, dat hij terecht kwam bij de moeder.