Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/18

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is proefgelezen

't Ergste van al was nog, dat de menschen die het zagen er om lachten. Met gebroken hart kwam het vrouwke weer binnen, terwille van heur zoontje, en 't zoontje volgde terwille van de moeder. De Tomatpad was nu baas en ging aan den zuip lijk zeven tempeliers, dobbelde en tuischte, zat bij slechte wijven, maakte ruzie met de kalanten, en vocht om 'nen ijlen niet. Die vette slak frette gaten in den bloei van „Het Belofte Land." De moeder ging om raad bij den parochiepater. „Wacht, ik kom zelf eens zien," zei de man, en hij nam zijnen mispelaren stok. De moeder wist, wat dit beduidde, en liep achter Pater Jerom aan, handenwringend van vrees. „Als hij u maar niet dood slaat, Menheer Pastoor!" „Neen, ik hem!" baste de man. De Tomatpad kwam juist met een schuimende kruik uit den kelder . Mot! En De Pad kreeg een klets op zijn purper gezicht, dat zijn spleetoogen er eens van open gaapten lijk versleten knopsgaten. „En als ge nu nog 'nen vinger naar haar uitsteekt, dan maak ik soep van u, bond!" Zonder een woord, maar met de kruik ging De Tomatpad gedwee weg. Maar toen hij "s nachts met een stuk in zijnen kraag thuis kwam, ranselde hij moeder en zoon uit hun bed, en zwierde ze in hun hemd buiten in den manesehijn. „Ga nu den paap weer eens roepen, dan kan de vent eens zien, hoe schoon gij zijt!"



Ze kropen dan maar op de schelf, waar zij den morgen afwachtten, tot De Tomatpad hen spottend geliefde binnen to laten. En nu was hij volop de baas. Was ze niet gehoorzaam aan wat hij beveelde, dan maar met een rammeling buiten in heur hemd! „Het Belofte Land" viel droog. Er waren geen centen meer om bier to koopen, en de brouwer gaf geenen pof meer.