Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De moeder probeerde in 't begin toch telkens d'herberg terug recht te zetten. En als er dan weer eens een tonneke Dobbele Kuite in huis kwam, lag De Pad onder de loopende kraan en zaagt ge zijnen buik al zwellen. Ze wierden armer en armer. De moed ging er stilaan bij 't menschken uit. Ze liet zich maar slagen lijk 'nen bond, Ze zakte ineen en verlodderde heelemaal. Pieter hielp al eens bij Smalle Lowie op den molen, lijk hij overal een handeke voor luttel centen mocht uitsteken; dorschte mee, ploegde mee, deed mee klopjacht met den heer van "t kasteel, hielp bij den Pater en bij den koster, en van matroos te worden kwam natuurlijk niets in huis. Maar het teekenen! God van de wolkentoppen! Dat speelde lijk muzikale bijen" in zijn vingeren, niettegenstaande al de ellende, de verwaarloozing, de slagen en den schrik voor De Tomatpad. Hij teekende door. Had hij geen papier, dan maar op stallen en muren en wagens, en op alles wat vlak en beteekenbaar was; en met kapot gewreven bloemen veegde hij er de kleuren bij. Hij droeg het teekenen als een lamp voor zich uit, en leefde met zijn gezicht en zijn hart naar Antwerpen. Hij kon er nu ook naar toe trekken. ,Maar dan krijgt moeder alleen de slagen," zei hij, „en nu deel ik er van mee."


6


Met melkwitte worstwolken schoof de morgen over het land. En overal de hanen aan 't kraaien en de molens aan 't draaien. Pieter stond op het sop van 'nen knotwilg met den kop tusschen de beenen naar de wereld to zien. De Lente kwam lijk 'nen asem, malsch en teer van uit de verte aangeritseld, als uit- het Zuiden meegedreven op de beken en de rivieren. De boomen waren nog zwart en kaal, en 't heele land lag bloot en open, klaar en frisch tot in zijn verste blauwe verten. Hij vergat het opgeblazen koeike en dat met volle maan zou kalveren; hij vergat zijnen honger en zijnen purperen stiefvader; hij vergat zelfs zijn moeder die al dagen kreunend op sterven lag, en misschien al dood kon zijn . Gisteren was ze berecht geworden, dezen morgen waren heur teenen al koud. Maar hij slikte de wereld met zijn oogen in. Boeren zaaiden, en ploegen sneden den grond in glimmende schil-