Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/21

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is proefgelezen

„'k Heb dezen nacht 'nen hond hooren huilen," zei Lowie bedenkelijk. „Och Lowieke," zei Pieter ineens, ,ik bid, dat ze maar rap mag sterven! Dan is ze uit die hel verlost. Als is ik mij niet tegenhield, dan sloeg ik zijnen tomatkop met "nen houten hamer in zijn lijf, dat hij door zijnen navelbuik kon zien lijk door een sleutelgat." „'t Is "t ergste voor u," zei Lowie. „Wat gaat ge beginnen ?" Pieter meende te zeggen: „Naar Antwerpen gaan." Maar met dit voornemen was hij voorzichtig lijk met een zeepbel, en hij zei dan: ,Dat zal God en de mulder beslissen :" „Op de wereld is 't: pompen of verzuipen. Peins daar maar eens goed op na ! Terwijl ga ik om versch bier." Pieter stak zijnen mond vol tarwe, en zijnen kop door "t ronde molengat. „Hoe schoon !" fluisterde Pieter, toen hij de verte zag. Een windeke wapperde 'nen bier- en mestreuk open voor zijnen neus. En ginder zat het leemenhutten dorp tusschen 't donker bosch en 't wit rivierke. Op het plein speelden kinderen in hun hemd, en twee roze verkens besnuffelden elkanders staartje. 'Nen trossel bedelaars en kreupelen wachtten op een aalmoes voor de ophaalbrug van 't Torenkasteel. Uit de zes herbergen kwam zat gezang en ruzie, terwijl het kerkske, met open deur, op bidders stond to wachten. De struische parochieater Jerom wandelde in zijnen boogaard, lezend in zijnen revier. Dat was de man die den holle-bolle-zielenwagen vol zondengespartel van dit volk naar den Hemel moest sleuren. Maar 'ne zonnebalk toonde Pieter het melaatsche hutteke waarbinnen zijn moeder lag to sterven. „Als ze vandaag nog sterft, kan ik niet op die smulpartij zijn," zuchtte hij. En hij peep een oog toe, om het hutteke niet te zien, terwijl het andere juichte om het landschap. En ginder, in die blauwte, moest Antwerpen zijn, krioelend van schilders en van gulden schepen. „En hier ben ik," zei Smalle Lowie. Zij proefden overhand van 't bier. „Dat is een bierke van Kyrie Eleison!" smakte Lowie. „Uw stiefvader is toch een puist!" lachte Lowie. „Hij ligt tegen den knotwilg aan de mestput to ronken. Hij heeft al de kleeren van uw moeder voor eenen liter brandewijn verkocht. „Ze staat toch niet meer op," zei hij. Pieter begon to beven van woede, maar Lowie juichte