Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/23

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is proefgelezen

een ronde melkboerin staan klappen. Plots bukte den boer zich, sloeg zijn armen rond haar lijf en kuste haar om to kraken; zij deed hetzelfde terug, en Pieter bliksemde op, om daar een teekening van te maken. Met een stuk houtskool waarmee zijn zakken altijd vol zaten, teekende hij dit koppel op een van de vier witte molenmuurkes, die al vol ventjes en dorpsgevalletjes bekrabbeld waren. En nu dit vrijend paar! 't Geweld zat er in! Hij lachte. Maar 'n breede schaduw rees donker op den muur, en plots en snel kreeg hij langs weerskanten van zijnen kop een klets die klonk gelijk een kerkbel. Gillend keerde hij zich om. De Pastoor bulderde: „Waarom doet ge dat?" „Omdat ze "t ginder ook doen!" De Pater stampte 'nen put in den grond. „Vooruit ! Naar uw moeder! Z' is aan 't sterven! Of ge ziet ze niet meer levend!" Met d' eene hand op den schapulier, mee d'ander "t koeike voorttrekkend, bad Pieter: „Laat ze al dood zijn! Laat ze al dood zijn!" De Pastoor volgde hem en mortierde rood en speekend voort op de mottige wereld en het dorp, op hun kristelijkheid tot aan den navel, en voorspelde: dood, hel en vagevuur. 't Knetterde lijk een invallend dak rond Pieter zijnen kop, en hij kreeg schrik, alsof hij alleen al dit dwaad gedaan had. Hij neep zijn oogen toe om het niet to hooren, hoorde het nog, en deed ze dan maar terug open en schoot toen in "nen paardelach. ,Ginder! Ginder!" wees hij, terwijl hij ineenkrolde van 't lachen. Net hondenkarreke rotste over den gelen weg, maar er was niets to zien, dan een karreke en 'nen hobbelenden, bassenden hond; maar van achter hongen vier beenen to waggelen.


9


't Rook er schraal met 'nen geur van vooze rapen. Eenige teekeningen en printjes aan den leemen muur, en aan de lage balken hingen kapotte manden en droge kruiden. De Pad zat echeldronken voor het ziekenkamerke te jammeren. Toen hij den Pastoor zag knotste hij op zijn knieen „Och, Menheerke, laat haar nog wat leven! Ik zal veel missen laten doen met veel ponden was. Wat ga ik doen zonder haar? Mij ophangen! Mij ophangen!" „Dan is 't maar spijtig, dat ge dat voor vier jaar niet hebt gedaan, zei de Pater verachtelijk.