Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/26

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is proefgelezen

bulderde de pater. Maar de Pad, die door een deurspleet loerde, riep toen van achter de deur: „Z' heft 'nen duivel in! Z' heeft "nen duivel in!" Een hagel van angst knetterde over de wijven. Ze botsten, ze wrongen naar buiten, maar kosten tegelijk niet door de smalle deur. En hoe de pater ook mortierde, op de tafel sloeg, dat de fleschkes er of sprongen, de vrouwen op zij duwde, 't baatte niet, ze vlamden van schrik. 't Was een gekrijt en getier, gestomp en gewroet. Er vielen er, andere vielen er over, bloote knieen spertelden. En terwijl zag Pieter als genageld naar zijn moeder, die hem met harde hand vastgreep: „Manneke, bid alle avonden voor mij. 't is zoo donker waar ik naar toe ga." Dat was te veel. Een overkoking van schrik, Pieter zakte bewusteloos ineen. De pater kost hem nog bij den kraag pakken, terwijl zijn ander hand het vrouwvolk wou tegenhouden. Maar met het gegier van „z' heeft "nen duivel in" rukte de schrik hem buiten. Gemosterde Jef kapikkelde achteraan en jammerde: „Mijnen hoed! Mijne Zondagschen hoed! en 'k heb er maar eenen ! "Toen Pieter terug bijkwam, lag het doodslaken over zijn moeder.


10


De doodsklokken luidden in de biergele avondschemering. De kraaien kwam in groote kiadden uit het Bosch van de Acht Zaligheden naar den toren gevlogen. Zij hadden de klokken gehoord. Met den donkere steeg de damp boven het veld en achter een rij knotwilgen rezen de zilverenhoornen van de maan De vroolijke mannen van den Razenden Bol trokken, met den lepel op den hoed, al zingend herberg in en herberg uit, om zoo to be landen in „De Verkleeden Aap", waar zij hesp, worst en