Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/28

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Deze pagina is proefgelezen

hier naar ginder slierend. Ze sloegen een kruis, ze beefden. ,,Dat is de geest van Trees uit „Het Belofte Land", bibberde er een. De magen strotten toe, de groote goesting was gekraakt. De vrouwen wouen naar huis, z' hadden ineens thuis zieke kinderen. De mannen gingen mee, omdat hun vrouw bang was, zoo zeien ze. In groepkes trokken z' er uit, dicht bijeen, het mes bloot. Maar die to ver in 't veld woonden, zeien, dat ze niet bang waren, ze bleven wachten op den morgen en begosten met bier en brandewijn hunnen angst onder to zetten. Ze deden de Tomatpad na, die al tang, gespannen als 'n zak bloem, onder de bank to snorken lag. De worst bleef hangen, de hesp liggen, de rijstpap kreeg een korstje van 't staan. En Milleke met zijn wijf uit „De Verkleeden Aap" zouden haast op hun handen geloopen hebben, van blijdschap omdat er zooveel overschoot! Dien nacht wierd het spook nog gezien. Kromme Mie Salamander, die met de Smalle Maan 's nachts ging kruiden plukken om zalven to maken, had het over 't kerkhof zien slepen, en de boterboer Andries had het rond den molen zien waggelen...

Toen de morgen, frisch, als flesschenmuziek aan den einder opstond, kwam Pieter van onder 't houtkot van den watermolen gekropen, en trok terug zijn hemd aan, waarmee hij de Tomatpad 'nen schrik had willen laten pakken. Hij hoorde in "t dorp vertellen, wat een beroering er geslagen was door dit spook. „Ge ziet dus, spoken zijn er niet, we maken ze zelf," lachte hij. Toen hij vernam, dat de Tomatpad was blijven ronken lijk 'nen beer, gromde hij: „dan is 't voor niet geweest!" Denzelfden dag moest zijn moeder al gekist worden, uit vrees dat heur ziekte, die niemand noemen kon, zou kunnen voortwaaien. Hij ging eens zien naar den wagenmaker, die de kist maakte. „'t Spook van uw moeder is hier ook aan mijn deur geweest," stofte de manke wagenmaker. „'t Loterde aan de klink, maar ik maakte er een kruis over, en jankend verdween het! Echt!" „Leugenaar, hier ben ik niet geweest!" meende Pieter te zeggen. Hij verbleekte en dacht, dat dit misschien dan wel het echt spook zou kunnen geweest zijn, waarvoor hij zoo bang was. „Steek eens een handeken uit, mijn knecht is nog ziek van t spook zien," zei de wagenmaker, ,ik zal u seffens een