Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/51

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aan, en gins het kerkske met 'nen vromen groet voorbij; maar innerlijk dacht hij: „Onze serafieke Vader St. Franciscus zou zijn schoenen wel uitgedaan hebben .... Ei ja, 't is waar,". voegde hij er blij bij, „die had er geen aan ... Maar als hij er zou aangehad hebben..." enz. enz., verwijten en uitvluchten. In elk geval de Pater ging tegen goesting al verder en verder en verdween. 't Was alsof dit alzoo in de plooien van de Voorzienigheid lag. Pieter was ondertusschen opgeslorpt, doorgoten van verbazing en verwondering voor een klein schilderijke van Jeroen Bosch, voorstellend de Bekoring van Sint Antonius door de zeven hoofdzonden, St . Antonius rijstbleek, met blauw bloed in d' aderen tegen het goud van den achtergrond, en rond hem duiken de zeven hoofdzonden baldadig op, die 'nen menschenvorm hebben aangenomen. Ze zitten gevaarlijk lijk spinnen in ons hart, en leven van ons bloed. Maar Sint Antonius is opgestaan en heeft hen uit zijn hart gedreven waar alleen plaats voor God moet zijn. En zie ze nu knarsen en rochelen, vloeken en sissen van 't venijn; en hoe heviger ze razen, hoe leelijker ze zijn, met hun zeeverende wijwatervatmonden, schele klibberoogen, beestenneuzen, gekloven lippen, groene tanden, berstende kaken en dierlijke borsten. 't Is de krauwage, de schurft, het kwaad, dat terug het hart veroveren wil; maar Sint Antonius staat gloriënd, begeesterd, met zijn zwarte oogen in zijn bleek gezicht, to luisteren naar het goddelijk licht, dat hij in zijn hart nu puur en triomfant hoort zingen.... Er gaat een groote klaarte over Pieter, terwijl de Parochiepaap zijn schoenen aanhoudt en verder stapt. Hij staat te rillen op zijn beenen. Precies of hij heeft die schilderij gemaakt. Heel zijn hart zit er in; 't is of hij in zijn ziel bladert. Ah! Die smoelen, zooals hij er mee bespookt wordt in zijn droomen en zijn leven, de Tomatpad, Oliepapper, Kwabberbil, echte zondenknobbels. Hij ziet zijn eigen ziel vol duistere krachten, kwade dingen, waartegen hij al strijden moet, waar de heiligen blinkend uit oprijzen en waar de anderen in ondergaa . En hij ontdekt meteen ook zijn echt leven: Schilderen! Zoo schilderen! Zoo kunnen schilderen! Lijk Bosch kunnen schilderen! Zijn zonden schilderen, maar ook zijn zielelicht, zijn dorp schilderen, zijnen schrik, zijn vreugde, heel de wereld schilderen, de Hel, den Hemel, zich kapot verbranden van koleuren! En 's nachts, in een roerloos bosch,