Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/59

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

pest, rooversbenden, plunderende ketters, brandstapels, de kwade hand, toovenaars en spoken.



De menschen sloten angstig en gierig hun deuren, harten en beurzen toe. De zeven werken van barmhartigheid verrimpelden. Een sombere stilte woog over de benauwde landen. Maar bij de Dikken was het spek in de pan en bier „A volonte." De Mageren wierden door den Bleeke gerekt lijk konijnen. En zij baden: „O Heer, laat er weer 'ne rijke sterven," terwille van de brooduitdeeling na de uitvaart. Maar vandaag was het de feestdag van Sint Antonius met zijn verkske; dan offeren de boeren uit vereering verkenskoppen, -pooten en -ooren voor het beeld van den heilige, die dan na de mis, tot profijt van de kerk, verkocht wierden. En de Mageren daar naar toe! Een voor een gingen de deuren open en de families kwamen buiten Ajuinpijp met zijn blinde Polien en hun rossen hond; Muggegraat met zijn reesel kinderen die elk een heiligbeeld droegen ; Ledige Geernaat, die zijn krikken op zijn schouders droeg om ze straks tegen het dorp er onder te steken; en de families Veroleken, G ompeloor en Kraakbeen . Kraakbeen, deogrimmige, beenlooze man, met zijnen rossen keerborstelbaard, zat in een rolbakske, dat hij met houten strijkijzers voortduwde, en hij had aan zijn hals hun bruin glimmende kaakbeen hangen, waarmee hij als 'nen burgemeester over De Rattekoten heerschte. Dan volgden zijn zeemvellige vrouw, die een zuigend kindeke droeg, lodderige kinderen, 'nen grootvader met een hand, een idiote vrouw, en Pieter uit Breughel met zijnen doedelzak. Veronica lag ginder in 't gasthuis. Die zuurriekende stoet trok met opgetrokken schouders van de kou, het dreefken in, lijk honden op zoek naar eten. De klok uit het verre torentie riep over al de besneeuwde