Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/67

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

maar Kraakbeen ontplofte voor hem. „Hei, manneke! Gij verkenspooten eten? En uw mestputlijf met bier doordrenken? Gij komt ons tergen! Maar zie, wat wij eten, uwen afval, fas, rot vleesch ! En alleen omdat gij zoudt rijker blijven dan wij!" Kraakbeen toonde hem een knook. „Lig daar eens 'nen heelen avond aan te likken en kom dan zeggen, of uwen bulk vol is!" „Moeder! Moeder! Ze steken mij dood!" huilde de jongen, en wilde gaan loopen. Maar de plankendunne Muggegraat, met een mes op zijnen hoed, gang verachtelijk voor de deur staan, met zijn armen uiteen. ,Laat er hem eens van proeven," riep Pieter, „dan kan hij thuis vertellen, hoe lekker dat het is!" en daarmee duwde hij zijn hoedeken dieper op het hoofd, om ongekend to blijven. „Ja,"kreet Kraakbeen, blij aan zijn ros haar trekkend, ,dat is een gedacht! Hij moet weten, hoe arme-menscheneten smaakt, dat de Dikken ons geven om in den hemel te komen!" „Dat moeten de anderen zien!" riep Muggegraat, en ging 't volk roepen. De jongen kreet en wou weer gaan loopen „Blijf staan, of ik sla uw schenkels over," riep Kraakbeen, en hij sprong met zijn beenenloos lijf woest rond, zwaaiend met het ezelskaakbeen. „Neerzitten, als de stoel het kan houden!" Het volk kwam nieuws- en wraakgierig naar binnen geschoven en lachte om den dikken jongen, die voor 'nen hoop schorremorrigheden zat to weenen. „Eten!" snauwde Kraakbeen. Ineens viel de jongen op zijn knieen, en vouwde d'handen saam, als tien verschgeboren roze muisjes, die bij elkander kruipen. „Als 't u blieft, ik zal voor elk huishouden een hesp en 'nen krans worsten laten brengen. Ik beloof het u, zweer het u, deze week nog!" „Dan kunt ge gaan," riep Kraakbeen, en d'anderen riepen mee: „Brengen! anders kraait de roode haan op uw hofstee!" De deur ging open, de menschen maakten plaats. „Dank u, dank u," zei de jongen en liep dan kajietend lijk een hondeke den sneeuwjacht in. Kraakbeen kletste in zijn handen, juichend: „Deze week is 't hespenfeest in De Rattekoten!" „Een borrel! Een borrel!" riep men van alle kanten. „Onze tijd is aangebroken! Leve Baskwadder!" „Spelen!" riep blinde Polien. En Pieter moest spelen. De kinderen vlogen de ladder op; dan wierd de ladder neergehaald en de tafel verschoven ons, plaats to maken. Pieter speelde rondeel-