Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/69

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

wanneer de wereld zou vergaan. Pieter had het gaarne gehoord: hij voelde zich wat van stilt, maar hij kon niet bekomen van het zien van al dit keurig gewemel en vooral van de zinnekes, die, met zotte kleeren en dwaze maskers aan, over de straten tierden en dansten, herberg in en herberg uit, en overal grappig de menschen uitscholden. Vooral trok hem aan het spiegelgevecht, dat op de Groote Markt gespeeld wierd tusschen De Vette Vastenavond, en De Magere Vasten.



Hij stond van 't lachen nog uit te asemen en begon er aan to denken, ievers papier te gaan koopen, om al die dingen morgen thuis uit te teekenen, en nog veel andere dingen, die hij in zijn hart had opgeborgen sinds hij Veronica kende. Hij wist het niet waarom, maar hij was vandaag zoo bang voor haar. Hij wou aan Veronica niet denken; hij probeerde heur bleeke gestalte uit zijn verbeelding weg to houden. Och, hij was nu zoo blij, dat hij daarjuist zoo natuurlijk had kunnen meejuichen met de anderen en haar flunk vergeten was; maar nu stond hij weer alleen met haar, en zij trok, zij trok hem sprakeloos naar het gasthuis gander in 't dorp . „Wat baat het, dat ik er vandaag nog naar toe ga, 'k mag er toch niet binnen," zuchtte hij. Hij besliste papier te gaan koopen. Het lof was uit, het volk vloeide buiten, en de vlaaikes en borstbollenverkoopers, de bedelaars, de lieden met hun