Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/93

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Hij nam Marieke op, bukte zich, zoodat ze aan het pluimke kon, en 't was heelemaal in heuren schik, aan 't pluimke to streelen en to trekken. Mijnheer Coecke lachte genoeglijk, en zei toen verder tot den Pater en tot Pieter. „Ik zei, ge moet modern worden; dat wil zeggen, ge moet de schoonheid huldigen van den mensch, zooals ik dat hier heb binnengebracht, den eersten in ons land, voor Bernard van Orley, die denkt, dat hij het gedaan heeft. Ik heb met Michel-Angelo gesproken, met Raphael en Da Vinci, de grootste genieen van alle eeuwen. Dat zijn Humanisten! Humanisme dat is het! Dat is: de goddelijke schoonheid van den mensch zien, de schoonheid van alles. Weet ge, wat Michel Angelo zei? Hij zei mij: de Gothiek, dat is goed voor vrouwen. - Natuurlijk, dat Memlinc en Van yck straffe schilders zijn - maar z' hebben de schoonheid, de lenigheid, de harmonie van het menschelijk lichaam niet gezien... Wat een Eva heeft van Eyck geschilderd! Een vodde! lijk ze bij ons in Aelst zeggen. Ze zou moeten zijn: de milde, weelderige moeder der menschheid, de bloeme, naar wier borsten al de geslachten der aarde prijzend en lovend opzien! Zoo versta ik Eva! Maar ach, de Gothieken hebben hun menschen aangekleed met zware plooien, of ze zijn verstrikt geworden in duivelsdroomen lijk Bosch, die vieze kwast, - z' hebben het leven veracht!" Hij schoof de tapijten toe om 't luid gepraat en gelach van de leerlingen to dempen. Marieke had intusschen de pluim van 't hoedje getrokken, stak ze telkens in heur mondje, en schilderde er mee over 't gezicht van Pieter, die al lachend toch voortluisterde. Maar tusschen twee pluimstreken van Marieke in waagde Pieter toch to vragen, --- die nog niets van de Humanisten kende, maar danig veel van "t schilderijke van Bosch hield, als van iets van hem zelf : ,Is Bosch dan niet schoon, Mijnheer?" Mijnheer Coecke trok daarmee den krommen sabel bloot; Pieter dook zijnen kop al tusschen de schouders. „We zullen uw goesting voor de Gothieken wel doen slabakken! zei Coecke. Een deur werd hevig toegeslagen en een kwade stem galmde beneden in de zaal. Meester Coecke sprong op, trok de tapijten open. Ginder stond Jan Nagel tegen de leerlingen en de vrouw uit te varen: ,Ge moogt eens wat gaan zwijgen, he! Eerst is 't een muziekske, gelijk ik er