Pagina:Print Pieter Breughel, zoo heb ik u uit uwe werken geroken.pdf/98

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

dik of dun of stil of luid verstaat ge mij goed is van dezelfde stof als lood de Steen der Wijzen die is in mij in geen potteke dat is de vonk van den Bouwmeester dat is het lichaam stil leggen dat is de kalmte bereiken de harmonie der sterren het lot overwonnen ik stoef niet als ik zeg dat ik hier in mijn zevende leven sta en ik kom niet terug 'k ben feitelijk in mijn vijfde leven maar door wil en concentratie en inwijding heb ik er twee ingewonnen de stof is overwonnen ik kan zeggen 't is volbracht 'k heb hier niets op aarde meer te doen voor mij maar wel om anderen vooruit te helpen lijk ik doe met dezen vriend die is in zijn vierde leven 'k help hem in zijn vijfde dees jaar nog ik heb de kalmte wat ze noemen in de boeken de stilte van den Grooten Zwaan dat is heiligheid." Daarop viel het gebocheld manneken op zijn knieën, kuste den mottigen tabbaard en zei: „Meester, ik zal alles doen! Beveel, beveel, help mij in 't vijfde, houd mij in 't heilig licht der getallen; 'k heb u mijn geld gegeven, red mij van mijn zonden!" Er was smeeking en angst in zijn woorden. Jefke streelde hem over de gitzwarte, lange haren en zei, even glazig als daarstraks: „O heilige kalmte avondvuurke dat op den heuvel brandt." Een deur nevens 't fornuis ging open en Jefke's vrouw, geel onder heuren hoofddoek, met een kind op den arm en een aan heur rokken, kwam smeekend tz voorschijn „Jefke, kunt ge mij een paar penningen geven: in 't klooster van de Witheeren schrijven ze in tegen de tandpijn; och, ik heb er weer zooveel pijn." „Wat," zei Jef, opspringend, niet roepend, alleen maar aan zijn woorden harder duwend, „tandpijn zuur in de darmen 't is altijd iets daardoor houdt ge tegen het goudworden van uw ziel en 't goud in 't potteke van den levenselixer weg ik geef niets 'k heb zelf niks." En zich tot Jan en Pieter richtend: „Ik zit hier mijn pees of to draaien om zalf to maken om wat goud te krijgen om van lood goud te maken zij komt mij 't geld aftruggelen ter eere van de heilige Apollonia sta het uit wil het niet voelen zoo helpt ge Gods plan en ge komt zoo rapper in uw derde leven want ge zijt er nog maar in uw tweede." Het rood dampte in zijn oogen, zijn aderen kwamen als koorden van onder zijn vel to voorschijn. „Zwijg, zot," riep de vrouw, „met uw goud; achtereen loop ik met een dood kind in den arm. Wat kan mij Gods plan schelen. God is goed genoeg, maar gij zijt zot: als