Pagina:Publications de la société d'archéologie dans le duché de Limbourg, volume 1 , 1864.djvu/180

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

— 170 —

voorzien, byzonder aan den overtrek der rivieren Maas, Ryn en Elbe, bezet heeft[1].

Het aanleggen dezer forten was voorzeker een voorzigtigh en wyze maatregel om den overtogt der rivieren en het indringen van den vyand te beletten; doch dit was hun eenige voordeel niet, zy waren ook een zeer geschikt middel om de Belgen, die meest van Duytse afkomst waren en onder hun een bondgenootschap tegen de Romeynen hadden aangegaan, in den toom te houden[2], want al deze volkeren bezaten eene bijzondere genegentheyt om den Duytsen naam te dragen, waaruyt Augustus dan weder zyn voordeel wist te trekken om hen in een durenden stilstand ende onderdanigheyt te houden.

Het middel dat hy deswegen werkstelligh maakte was de verdeeling der Belgen in drie deelen stellende aan het hoofd van ieder deel een Legaat die het oppergezagh voerde[3] en gevende aan de bewoonders der twee deelen langs den Ryn het voorregt van den naam van hooge- en neder-Duytsers te mogen dragen. Den landstreek die de neder-Duytsers bekleedden strekte zich uyt van de rivier Nava tot het uyterste van den Rynstroom ende begreep in zyn omtrek de Nervii, Aduatici, Eburones, Condrusi, Paemani, Segni, Menapii en andere volkeren van het oude België.

Augustus die door al deze edele inrigtingen den zegen van het nageslagt mogt wegdragen, zag met leedwezen den droevigen toestand waarin Cesar deze landen gedolven had, want niet alleen waren de woonplaatsen der ingezetenen vernield, maar zelfs de volkeren die aan zyne wraak

  1. Drusus per Rhenum, Mosam et interiora flomina erectis castellis militum custodia luta prestilit. Florus Lib. 4.C.12.
  2. Treviri et Nervii citra affectationem germanicae originis ultro ambitiosi. Tacitus: De moribus Germ. Condrusi Eburones etc. de genere Germanorum. Caesar Lib. 2
  3. Vitellius Varro germaniae inferioris legatus.