Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
6
INLEIDING

slagen rekenen, ja gebiedt de bescheidenheid zelfs, mij te onthouden van het beweeren van waarheden, waaraan geen wèl opgevoed mensch twijfelen kan; doch minder geldt thans de reden, waarom die schrandere Griek zich van eene byzondere uitlokkende aanprijzing der Romeinsche geschiedenissen onthield, wijl het wonderbaare en belangrijke dier geschiedenissen den weetlust van jong en oud van zelfs trekken en verbinden moest. [1] Het wonderbaare alleen prikkelt toch den weetlust der wijsgeeriger Lezers van dezen tijd niet genoegzaam, en het belangrijke van zaaken, welken voor zoo veele eeuwen gebeurd zijn, wordt zelden leevendig genoeg besefd van kinderen, voor wier schooloefeningen men thands die gedenkboeken der oudheid meestal overlaat. Het zij mij daarom vergund, het een en ander over het aangenaame, nuttige, ja noodzaaklijke der lezing en beoefening der Romeinsche geschiedenissen te zeggen, om mijne onderneming, waarvan de Lezer thands het eerste voordbrengzel voor zich heeft, voor denzelven, wie hij ook zijn moge, zoo belangrijk te doen voorkomen, als dezelve mij genoegzaam

heeft
 
  1. Polyb. Histor. L. I. c. 1, 2.