Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/296

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


244ROMEINSCHE

I.
BOEK
IV.
HOOFDST.
de stad gemeenschap met deze sterkte te geven, sloeg hij eene brug over den Tiber, die, zonder eenig yzerwerk, alleen van hout, in elkander gewerkt zijnde, den naam van fublicius droeg.(1)


Bouwing
eener ge-
vangnis.
Met het aanmerklijk vergrooten en bevolken der stad werd het moeilijker tegen allerleie ongebondenheden en schelmerijen te waaken. Daarom liet Ancus, midden op de markt, eene openlijke gevangnis voor misdaadgers bouwen(2), zich verzekerd houdende, dat de vrees voor het verlies der vrijheid alleen genoegzaam ter beteugeling zijner onderdaanen zijn zou.

Verfraai-
jing der
stad.
Langzaamerhand begon men ook eenigen smaak te krijgen voor het schoone; Ancus, ten minsten, verfraaide Rome reeds in veele opzichten, verbeterde verscheidene gebouwen, inzonderheid den tempel van Jupiter Feretrius(3), en zou, wanneer hij langer en vreedzaamer den throon hadde mogen bezitten, ongetwijfeld de eer

(1) Fest. in voce.
(2) Liv. L. I. c. 33.
(3) Ibid.