Pagina:RomeinscheGeschiedenissen1.pdf/559

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


507ROM. GESCHIED.

I.
BOEK.
VIII.
HOOFDST.
ste onthroond. Geene andere geschiedenissen leveren eenig voorbeeld op, dat zeven Vorsten, ook dan niet, wanneer zij elkanderen te zamen erflijk opvolgden, zulk eenen langen tijd geregeerd hebben. Het zeldzaame hier van heeft bij sommigen de geheele geschiedenis der koninglijke regeering verdacht gemaakt, en anderen om eene nieuwe tijdreekening voor de oude geschiedenis van Italie doen denken, waar door men eenige gewigtige gebeurenissen, als den ondergang van Troje, veel laater plaatzen kon, en dus zoo wel voor de veertien Koningen van Alba als voor de zeven van Rome een aanmerklijk tijdvak wegnemen, het geen de oude geschiedschrijvers niet zouden hebben kunnen aanvullen, zonder die regeeringen zoo buitengewoon als onwaarschijnlijk te verlengen.(1) Zeer gaarne erkennen wij mede de zeldzaamehid dezer langduurige

(1) Iz. Newton. Chronol. p. 128. Dat echter de tijdrekenkunde van dezen onvergelijklijken Wijsgeer in eene omgekeerde rede tot deszelfs natuurkunde stond, heeft de geleerde en schrandere Warburton getracht te betoogen in de Godlijke zending van Mozes, D. III. Boek. IV. Afd. 5.