Deze pagina is proefgelezen
BRAB.
- Wat spreekt ge mij van roof? dit is Venetië,
- En mijn paleis geen stulp.
RODRIGO.
- Hoogëedle heer,
- Een zuiver oogmerk heeft mij hier gebragt,
JAGO.
- Waarachtig, Signore, gij zijt een van degenen,
- die God niet willen dienen, als de duivel 't u
- gebiedt. Omdat wij u een dienst komen doen,
- houdt gij ons voor losbollen. Uw dochter zal gedekt
- worden door een' barbarijschen hengst; uwe
- kleinkinderen zullen u aanhinneken; harddravers
- zult gij tot neven, en hitten tot nichten hebben.
BRAB.
- Wat onbeschaamde guit zijt gij?
JAGO.
- Ik ben er een, mijnheer, die u komt vertellen, dat
- uw dochter en de Moor thans gepaard zijn.
BRAB.
- Gij zijt een schelm.
JAGO.
- Gij zijt een — senateur.
BRAB.
- Gij boet hiervoor, Rodrigo; 'k weet uw naam.
RODRIGO.
- Dat zal ik, heer; doch tevens bid ik u,
- Indien 't u wil en welbehagen is,
- (Gelijk 't mij voorkomt,) dat uw schoone dochter,
- Op dit ontijdig uur der middernacht,
- Uw huis verlaat, en door geen meer gevolg
- Bewaakt, dan door een' veilen gondelier,
- Gevoerd wordt in den klaauw eens wulpschen Moors;
- Indien dit met uw wil en weten is,
- Dan hebben wij u stout en grof gekrenkt;
- Doch weet ge 't niet, dan voel ik mijn fatsoen
- Beleedigd door uw schelden. Meen niet, heer,
- Dat ik, zoo wars van alle hoflijkheid,
- Zou spelen met uw waardigheid en eer:
- Uw dochter — als gij 't haar niet hebt vergund —
- Ik zeg 't nog eens, beging een zwaar vergrijp,
- Dat zij haar pligt, geest, schoonheid en fortuin
- Verknocht heeft aan een vagebond, die hier