De getrouwe Johannes.
Er leefde eens een oud koning, die ziek werd. Hij
dacht, dat hij nimmer het ziekbedde verlaten zou en
ontbood daarom zijnen knecht, welken hij den getrouwen Johannes noemde, en die hem gedurende geheel
zijn leven getrouw had gediend. Toen deze voor het
bed van den koning kwam, sprak deze tot. hem: getrouwe Johannes, ik voel mijn einde naderen en koester geene andere zorg dan voor mijnen zoon, die zich
nog in de lente zijner jeugd bevindt en nog niet inzien kan wat voor hein goed of kwaad is ; indien gij
mij niet belooft, dat gij hem in alles wat hein te weten noodig is, uwen raad en hulp verleenen en hem
ten leidsman verstrekken wilt, kan ik mijne oogen niet
gerust sluiten.” Hierop antwoordde de getrouwe Johannes: „ik beloof u hem niet te zullen verlaten, en dat
ik hem, zoolang ik leef, getrouw zal dienen en met
raad en daad bijstaan, al zoude het ook mijn leven
kosten.” Toen hernam de oude koning: „nu, dan sterf
ik met blijdschap en in vrede.” De stervende vorst
voegde er bij : „na mijnen dood eisch ik, dat gij hem
het geheele paleis met alle kamers en zalen, en alle
gewelven met de verborgene schatten zult laten zien;
maar ééne kamer moogt gij hem niet wijzen, namelijk
die, waarin zich het beeld van de koningsdochter des
gouden daks bevindt; want indien hij deze zag, zou
hij eene hevige liefde tot haar gevoelen en bewusteloos
ter aarde vallen; ook zou hij alsdan vele gevaren moe-