Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/120

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
102

ten trotseeren, waartegen het uw plicht is hem te beschermen.” Nadat de getrouwe Johannes den koning dit andermaal plechtig beloofd had, legde deze zijn hoofd zachtkens neder en stierf.

Kort nadat het lijk des overleden konings ter aarde besteld was, verhaalde de getrouwe Johannes aan den jongen koning wat hij aan zijnen vader op diens sterfbed beloofd had, en sprak : „ik wil mijne belofte vervullen, en zal u getrouw dienen, gelijk ik uwen vader deed, al zoude het ook mijn leven kosten.” De jonge koning weende en sprak: „uwe trouw zal ik nimmer vergeten.” Na het eindigen van den rouw zeide de getrouwe Johannes tot hem : „het is thans tijd, dat gij uw erfdeel beziet; ik zal u dus overal in het paleis rondgeleiden.” Toen liet hij den jongen koning alles bezien, ging met hem op en af, en wees hem alle prachtige kamers aan, benevens alle rijkdommen, welke zijn erfdeel uitmaakten; slechts die ééne kamer, waarin het beeld stond, opende hij niet. Dit beeld was dermate geplaatst, dat men, indien de deur openging, er juist tegenaan moest zien, en het was zoo meesterlijk gevormd, dat men meende een levend mensch te zien en bekennen moest nooit iets fraaiers en aanminnigers te hebben aanschouwd. De jonge koning merkte weldra, dat de getrouwe Johannes deze deur ongeopend liet en sprak : „waarom doet gij deze deur niet open?” „Er is iets in deze kamer,” antwoordde hij, „waarvoor gij slechts schrikken zoudt.” Maar de koning hernam: „nu ik het geheele paleis gezien heb, wil ik ook weten wat in deze kamer is”; hij was