Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/128

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
110

voor dood neder; maar hij vloog ijlings haar ter hulpe, nam haar op en droeg haar in eene andere kamer. Hier legde hij haar neder en tapte drie droppelen bloed uit hare rechterborst. Spoedig hierna begon zij wederom adem te halen en lucht te scheppen. De jonge koning, in wiens bijzijn dit alles geschied was en die niet wist wat dit alles beteekenen moest, werd woedend over hetgeen de getrouwe Johannes verricht had en liet hem in de gevangenis werpen. Den volgenden morgen veroordeelde hij den getrouwen Johannes ter dood, en toen deze op het schavot stond, waar het vonnis aan hem voltrokken zoude worden, sprak hij: „ieder die sterven moet, mag vóór zijn einde nog eenmaal spreken; zal mij dit voorrecht ook vergund worden?” „Ja,” antwoordde de koning, „ik sta dit aan u toe.” Nu sprak de getrouwe Johannes: „ik ben ten onrechte veroordeeld en heb u nooit trouweloos behandeld!” Hij verhaalde hierop, dat hij op zee het gesprek der raven gehoord, en daarom besloten had, zijnen heer te redden; om dit doel bereiken was alles wat hij gedaan had, geschied. Toen riep de koning: „o mijn getrouwe Johannes, ik schenk u genade,” en wilde hem nu dadelijk in eigen persoon van het schavot geleiden. Maar de getrouwe Johannes was bij het laatste woord, dat hij gesproken had, levenloos naar beneden gevallen en in steen veranderd.

Dit voorval baarde den koning en de koningin steeds veel kommer, en de koning zeide gedurig: „ach! waarom heb ik zijne groote diensten zoo slecht beloond!” Het steenen beeld liet hij in zijne slaapkamer