Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/136

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
118

meisje weende en vroeg, of er dan geen middel ware om hen te verlossen. „Neen,” hernam de oude, „daartoe is geen middel op de wereld te vinden, behalve éen enkel, dat echter bijkans onuitvoerbaar is; gij moet dan zeven jaren stom zijn en moogt gedurende dien tijd niet spreken en niet lachen; spreekt gij maar een enkel woord, zelfs in het laatste uur der zeven jaren, dan is alles vergeefsch en uwen broederen wordt door dit enkele woord de dood berokkend.”

Toen het meisje dit gehoord had, dacht zij bij zich zelve: ik wil vastelijk besluiten om mijne broeders te redden, en ging dan ook een hoogen boom opzoeken, waar zij in klom en haar spinnewiel met zich nam; zij spon nu steeds vlijtig en sprak en lachte niet.

Het gebeurde nu eens, toen een koning in dit bosch op de jacht was, dat een zijner groote windhonden het meisje in den boom ontwaarde en hierop dadelijk een ontzachlijk geblaf aanhief. Toen trad de koning naderbij, zag de schoone koningsdochter met de gouden ster voor het hoofd, en werd dermate door hare schoonheden betooverd, dat hij naar boven riep, of zij zijne gemalin wilde worden. Zij antwoordde niet, maar knikte slechts een weinig met haar hoofd, waarna de koning zelf op den boom klom, haar naar beneden bracht en op zijn paard zette. Ofschoon de prinses stom was en niet lachte, werd nochtans hunne bruiloft met statige pracht en gulle vroolijkheid gevierd. Nadat zij een paar jaren vergenoegd met elkander geleefd hadden, begon de moeder des konings, welke eene booze vrouw was, de koningin te lasteren en sprak tot