Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/142

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
124

dieren hem niet hadden bijgestaan. In den nacht kwam nu de mierekoning met zijnen mierezwerm, welke de gerstkorrels weder opzochten en in de zakken droegen; voordat de zon opging waren zij met hun werk gereed, en hadden geen enkelen korrel laten verloren gaan.

Toen de koningsdochter nu des morgens in den tuin kwam, en zag hoe hetgeen zij voor onmogelijk hield werkelijk gebeurd was, verwonderde zij zich zeer en sprak: „alhoewel hij ook dit volbracht heeft, en jong en schoon is, wil ik toch niet met hem in het huwelijk treden, voordat hij mij een appel van den boom des levens brengt.” De uit het nest geworpene raven, welke hij had opgevoed, waren onderwijl groot geworden, en hadden gehoord wat de koningsdochter begeerde. Hierop vlogen zij dadelijk henen, en kort daarna kwam een hunner, met den appel in den bek, bij den jongeling terug. Toen hij nu dezen appel aan de koningsdochter bracht, nam zij hem met vreugde tot haren gemaal, en na den dood van den ouden koning werd hij diens opvolger.

 

 

De bijen-koningin.


Twee koningszonen gingen eens op avontuur uit, en leefden wild en woest, zonder naar huis te keeren. De jongste zoon des konings, Domoor geheeten, ging