Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/144

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
126

mannetje hoorde niet, maar ten laatste stond hij op en kwam buiten. Zonder een woord te spreken, vatte hij de prinsen bij de hand en geleidde hen aan eene rijk bezette tafel; nadat zij gegeten en gedronken hadden, bracht hij hen ieder in een bijzonder slaapvertrek. Den volgenden morgen kwam hij bij den oudste, wenkte hem en bracht hem naar eene steenen tafel, waarop de drie voorwaarden stonden, waaronder het kasteel kon verlost worden. De eerste was: „in het bosch, onder het mos, liggen de duizend parels van de koningsdochter, welke moeten opgezocht worden, en wanneer voor zonsondergang nog ééne enkele daaraan ontbreekt, wordt degene die de parels gezocht heeft, in steen veranderd.” De oudste bracht den geheelen dag met zoeken door; toen de dag echter reeds ten einde was, had hij er nog slechts honderd gevonden, en veranderde dan ook, gelijk op de tafel geschreven stond, in steen. Den volgenden dag ondernam de tweede broeder het avontuur; het ging dezen echter niet beter dan den oudste : hij vond niet meer dan tweehonderd parels en veranderde insgelijks in steen. Eindelijk kwam de beurt ook aan Domoor, die in het mos zocht en wien het zoo moeilijk viel, dat hij op eenen steen ging zitten en begon te schreien. Nadat hij eene wijl aldaar gezeten had, kwam de mierekoning, welken hij eenmaal het leven had gered, met vijfduizend mieren tot hem, en het duurde niet lang, of zij hadden alle parels bijeengebracht. De tweede voorwaarde was echter, den sleutel van 's koningsdochters slaapkamer uit het meer te halen. Toen Domoor aan het meer gena-