Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
13

door de lucht naar hen toe. En toen hij juist boven het schip was en zich nederlaten wilde, schoot de jager hem midden in het hart, zoodat hij dood nederviel. Het gedrocht was echter zoo groot, dat het door den val het geheele schip verbrijzelde, zoodat zij zich nog ter nauwernood op een paar planken konden redden, en aldus in de opene zee moesten rondzwemmen. Maar de snijder nam. spoedig zijne wondernaald, naaide met een paar steken eenige planken aan elkander, verzamelde vervolgens alle overige stukken, en naaide die zoo behendig aaneen, dat het schip spoedig weder zeilree was en zij gelukkig naar huis konden zeilen.

Toen zij den koning zijne dochter terugbrachten was hij zeer verheugd en zeide: „een van u zal haar tot vrouw hebben, maar wie, dat moet gij onder u beslissen.” Toen ontstond er twist onder de vier broeders, en de sterrekijker zeide: „had ik de prinses niet gezien, dan waren al uwe kunsten vergeefsch geweest; daarom behoort zij aan mij.” De dief zeide: „dat had niets geholpen als ik haar niet onder den draak weg had genomen; daarom is zij voor mij.” De jager zeide: „gij allen waart toch van het monster verscheurd geworden, zoo ik het niet gedood had; daarom is zij voor mij.” De snijder zeide: „en als ik het schip niet door mijne kunst weder in orde gebracht had, zoudt gij allen ellendig verdronken zijn; daarom behoort zij aan mij.”

Toen deed de koning de volgende uitspraak: „ieder van u heeft gelijk, en daar mijne dochter niet met alle vier tegelijk kan trouwen, zoo zal geen van u