Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/42

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
28

gen, want hij gelooft u toch niet; en als gij een woord spreekt, verliest gij bovendien uw leven; doch als gij zwijgt, laten wij u dit behouden.”

De oude koning was toornig op zijn jongsten zoon geworden, omdat hij, naar zijne gedachte, hem naar het leven gestaan had. Hij liet dus het hof vergaderen en een vonnis over hem uitspreken; dit bestond daarin, dat hij stil en onverwachts zoude worden doodgeschoten. Toen de prins nu eens op de jacht ging, zonder hiervan iets te weten, moest de jager van den koning mede gaan. Terwijl zij alleen in het bosch waren en de jager er bedroefd en treurig uitzag, zeide de prins tot hem: „mijn waarde jager, wat deert u?” De jager antwoordde : „ik kan het u niet zeggen en ik moet toch.” Toen zeide de prins : „zeg mij toch wat het is ; ik bid er u er om.” „Ach”, zeide de jager, „de koning heeft mij belast u dood te schieten.” Toen schrikte de prins geweldig en zeide: „waarde jager, laat mij leven, dan geef ik u mijn koningskleed voor uw slecht pakje.” De jager zeide : „Dat wil ik gaarne doen, maar ik had toch niet op u kunnen schieten.” Toen nain de jager het kleed van den prins en gaf hem zijn jagerspak; zij scheiden hierop van elkander en de prins ging dieper in het bosch.

Eenigen tijd daarna kwamen drie wagens met, geld, goud en edelgesteenten bij den koning aan, hetwelk tot een geschenk voor zijnen jongsten zoon bestemd was door de drie koningen, die zijn brood en zwaard geleend hadden, waarmede zij hunne onderdanen gespijzigd en hunne vijanden verslagen hadden. Dit kwam den