Pagina:Sprookjes uit de nalatenschap van Moeder de Gans.pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
30

links bezijden af. Maar toen hij voor de poort kwam, werd hem gezegd, dat hij weder vertrekken kon, omdat hij de rechte niet was. Toen het jaar nu geheel verstreken was, wilde de derde uit het bosch gaan, om zijn leed bij zijne beminde te vergeten. Hij ging dus heen, en daar hij steeds aan haar dacht, zag hij den gouden weg niet eens. Zijn paard reed er midden op voort, en toen hij voor de poort kwam, werd zij geopend en de prinses ontving hem met veel blijdschap; zij sprak tot hem: „gij zijt mijn verlosser en heer van het koningrijk,” en de bruiloft werd met veel pracht en vreugdegejuich gevierd. Nadat die feesten voorbij waren verhaalde zij hem, dat zijn vader hem tot zich geroepen en hem vergiffenis geschonken had. Toen reed hij naar zijnen vader heen en vertelde hem, hoe zijne broeders hem bedrogen hadden, en hoe hij niettemin gezwegen had. De koning wilde hen bestraffen, maar zij hadden zich ingescheept en waren over zee gegaan, van waar zij tot nog toe niet zijn teruggekomen.

 

 

De knaap die niet bang te maken is.


Een vader had twee zonen. De oudste was beleefd en leerzaam; ook wist hij zich naar alles te schikken. De jongste daarentegen was dom en kon niets begrijpen of leeren; wanneer de menschen hem zagen, zeiden zij: „zijn vader zal last van hem hebben!” Als