Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 3 (1800).pdf/319

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

vast gehecht, en een tyd lang geen moed had om voorwaarts te gaan. My vervolgens myne zwakheid verwytende, van naar iets van dien aart niet te durven naderen, en te onderzoeken, welke de reden van een dergelyk verschynsel wezen mogt, bespeurde ik zulks zeer schielyk door het vliegen van een Giervogel, die zig op dit hoofd kwam nederzetten, als wilde hy my een dergelyken buit betwisten. Hy had hem reeds één zyner oogen uitgepikt, toen hy op myne eerste aannadering wegvloog; en by dit wegvliegen met de pooten tegen dit hoofd stootende, veroorzaakte hy deeze schielyke beweging. Ik moet by dit alles voegen, dat de ongelukkige NEPTUNUS, nog by de zes uuren na het ondergaan van zyne straf geleefd hebbende, uit mededogen van den soldaat, die de wacht hield, een slag met de kolf van den snaphaan kreeg, waar van ik de teekens nog zag.

Zommige Schryvers vergelyken den Giervogel by den Arend; maar die van Surinamen heeft dezelfde hoedanigheden niet: hy is in de daad een roofvogel, maar in plaats van zig te voeden met de dieren, welken hy doodt, leeft hy niet, dan van krengen. Dienvolgende verschynt hy veel op de kerkhoven, en de plaatsen, waar men doodstraffen uitoeffent; het geen zyne reuk zoo klaar aanduidt, dat de Negers hem tingy fowlo, den