nend, puntig uitloopende, bruin van buiten, en wit van binnen is, en zeven of acht pitten bevat, die door een klokhuis van elkander zyn afgescheiden. Elke pit vertoont een kleine rol, grys of olyfächtig van kleur, en een lyn lang.
Zie hier de manier, op welke deeze plant tot Indigo bereid wordt. Wanneer men alle de takken heeft afgesneden, bindt men dezelven tot schoven of bossen, legt die in een groote kuip vol water, en bedekt dezelven met zwaare stukken hout, die tot perssen dienen. Alles op die manier zynde gereed gemaakt, begint de gisting zeer spoedig; in minder dan agtien uuren schynt het water te koken, en de verwstof der plant naar zig trekkende, verkrygt het zelve eene blaauwe violet kleur. Tot dien staat van gisting gekomen zynde, laat men het water in een tweede kuip overloopen, die zomtyds minder groot is; en dan zuivert men het zorgvuldig van alle stukjes hout, welken men weg werpt. De stank, die dit water opgeeft, maakt deeze bewerking zeer ongezond. Dit water, in de tweede kuip overgegoten zynde, wordt met houten spadels omgeroerd, tot dat het kleurend gedeelte zig afscheidt, en tot kleine bolletjes zamenloopt, die naar den bodem zinken. Het water herneemt dan op deszelfs oppervlakte zyne natuurlyke doorschynendheid; en men giet