Naar inhoud springen

Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 3 (1800).pdf/330

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

alwaar ik een overdekt vaartuig met agt riemen vond, om my naar de Plantagie Catwyk aan de Commewyne te brengen. De heer GOETZÉE, een Hollandsch Zee-Officier, die eigenaar van deeze fraaije Plantagie was, had my op dezelve genoodigd. 'Er ontbrak geen vermaak, van welk zoort ook, in dit aangenaam verblyf. Men hield aldaar paarden, rydtuigen, vaartuigen, die altyd gereed lagen; maar het geen alle vermaak bedorf, was de onmenschelykheid van Mevrouw GOETZÉE, die, om de geringste misslag, haare slaven deed zweepen: by voorbeeld, een jonge Neger, JACKY genaamd, wierd, om dat hy de glasen niet naar haaren zin gespoeld had, door haar veröordeeld, om des anderen daags een zeker getal zweepslagen te ontfangen; maar de arme keerel vond middel om zig aan haaren wrevel te onttrekken. Dien zelfden avond nam hy afscheid van alle de Negers op de Plantagie; vervolgens ging hy in het bed van zynen meester leggen, nam de tromp van een jachtgeweer in zynen mond, en den trekker met één der toonen van zynen voet overhaalende, maakte hy op die manier een einde van zyn leven. Dit schot alles in rep en roer gemaakt hebbende, werden twee groote Negers gezonden, om te vernemen wat 'er gaande was, en zy vonden den jongeling dood en mismaakt