VIERDE BRIEF.
Antwoord op de drie eerstgemelde Brieven, waar by de Fransche Ingezeten de vraag omtrent ds afschaffing der slavernye, in de Volkplantingen, alwaar dezelve nog plaats heeft, opzettelyk behandelt: hy raadt om deeze verandering, die noodzakelyk geworden is, te bevorderen; en geeft de middelen aan de hand, om daar toe te geraken, zonder aan den voorspoed der Volkplantingen nadeel toe te brengen.
Ik ben u, myn lieven vriend, zeer verplicht voor de drie brieven, welken gy my het genoegen gedaan hebt aan my te zenden, betrekkelyk het bebouwen der lage landen, waar van wy, zedert eenige jaaren, begonnen hebben proeven te nemen, en waar in gy onze meester zyt. Ik zal niet alleen voor my zelven van uwe nuttige onderrigtingen gebruik maken, maar ik zal ze ook ter kennisse brengen van alle myne medeburgers, die, even als ik, met de voortbrengzels deezer landen aan te kweken, voordeel bedoelen, of die zig by vervolg op zoortgelyke ondernemingen zouden willen toeleggen, in een uitgestrekt land, waar niets dan arbeidzaamheid noodig is. Uwe mede-