bouwd, insgelyks tot de afschaffing der slavernye zal moeten besluiten.
Om dit stuk in orde te behandelen, zal ik eerst de vragen voorstellen, en wat de meeste onzer nabuuren 'er van zeggen.
"Hoe kan de in stand houding eener Plantagie, die zoo veel arbeid, zoo veel uitschot van penningen vordert, met de vryheid der plantende Negers bestaan? Ziet gy niet, dat de Hollanders, die in deeze zoort van handel zulke groote vorderingen gemaakt hebben, onder alle Europeanen die geenen zyn, welke de Negers met de meeste gestrengheid behandelen? Dat zy met dit al in hun vaderland Comptoiren of Maatschappyen hebben, die, naar mate van de begroote waarde deezer landen, aanzienlyke sommen gelds opschieten aan de Planters, die eigentlyk niets anders doen dan het huishoudelyk bestuur der Plantagie voor hunne geldschieters waar te nemen? zouden wy, die deeze bebouwing der lage landen van verre hebben beginnen na te volgen, dit immer hebben kunnen uitvoeren, zonder de kragtdadige hulp, welke de Regeering op allerleije wyze aan de eerste bebouwers deezer landen verschaft heeft? zouden wy het hebben kunnen doen buiten het middel der slavernye, waar in de mensch geen