hoe klein zy ook wezen mogt, voor de eigenaars tot een' grooten last was, daar zy dikwils van het werk der arbeiders zoo veel niet trokken, als noodig was, om die onkosten op te diepen.
Te gelyker tyd heeft men een zeer overbodig aantal van deeze arbeiders gewapend, naar mate van de uitgestrektheid der Volkplanting, die nimmer is aangevallen geworden. Men heeft uitgestrekte landstreeken, maar in welken byna geene andere bewooners, dan Aapen en Papegaaijen zyn, in orde geregeld: men heeft aldaar een geheelen stoet van bedieningen en posten ingevoerd, zoo als die in de meest bevolkte Fransche Gewesten gebruikelyk zyn: men heeft rangen, geld, ampten en gezag verleend aan menschen, die nog lezen nog schryven konden, en welken men tegen alle reden aan den landbouw onttrokken heeft.
Hoe zoude, in zulke omstandigheden, eene zoo weinig gevorderde Volkplanting niet verminderd en verslimmerd zyn? Maar zoo dra een verstandig Regeerings-bestuur aldaar een goed Reglement, betreffende de bebouwing der Plantagiën, zal hebben vast gesteld, op de grondbeginzels der Staats-regeling gebouwd, en op de vryheid steunende, volgens welken de arbeidende Negers een behoorlyk aandeel trekken van de inkomsten, die