gen; zy houden 'er hunne plechtige feestynen, of liever hunne slemp-partyen. De Taboui, die aan het geheele volk gemeen is, is eene zoort van overdekte hal of markt, vyftig of zestig voeten lang, en tien of twaalf breed. In het midden en aan de beide einden, die altyd open zyn, plant men groote gaffels-wyze gemaakte staken, waar op men groote stukken hout plaatst, om tot een dak te dienen. Vervolgens regelt men de balken, die van boven van het gebouw tot naar beneden loopen, alwaar zy op kleine gaffels-wyze gemaakte staken rusten, van vier of vyf voeten hoogte, en die in eene reije met tusschen-vakken geplaatst zyn. Van binnen plaatst men eenige lange dwarshouten, met koorden van heesters vast gemaakt, en dienende om 'er de hangmatten der mannen aan op te hangen: want de vrouwen genieten het zelfde voorrecht niet; zy zitten gewoonlyk op die zelfde plaats, haare hielen op den grond houdende, of op een bank. Het dak van de Taboui is gedekt, even als van de andere hutten. Hoe groot deeze verblyfplaats ook zy, het timmerwerk is niet minder eenvoudig, noch beter uitgedacht, dan dat van alle andere hutten. De plaats, welke de Indianen verkiezen, is doorgaans eene hoogte, of de oever van eene Rivier. Hunne huizen, die eene groote armoede te kennen ge-
Pagina:Stedman, Reize naar Surinamen en Guiana Vol 4 (1800).pdf/276
Uiterlijk