2.
hunner ambtelijke plichten met Inlanders en Vreemde Oosterlingen in aanraking komen, op behoorlijke wijze, met vermijding van aanmatiging en noodelooze ruwheid tegenover hen optreden; – by circulaire van 16 November d.a.v. No. 4623 – de zgn. "hormat-circulaire", opgenomen onder No. 6118 van het Bijblad – werd den Europeeschen bestuursambtenaren voorgehouden, dat de specifiek-Inlandsche hormat-gebruiken bestemd zijn om geleidelijk plaats te maken voor de meer eenvoudige, internationale beleefdheidsvormen, en dat dus de oude adat ten deze wel voorloopig tot op zekere hoogte geduld moet worden, doch geenszins door het Europeesche bestuur opzettelijk instandgehouden of tegen wijziging beschermd mag worden; – bij de circulaire van 3 April 1906 No 974 (Bijblad No 6496) is nog eens met klem op de stipte naleving van de hiervoren in de eerste en in de laatste plaats genoemde aanschrijvingen aangedrongen; – terwijl ten slotte bij de circulaire van 20 April 1909 No 1016 (Bijblad No 7029) de wenschen der Regeering met betrekking tot het gebruik van de Nederlandsche taal bij aanrakingen tusschen Europeesche ambtenaren en Inlandsche ambtenaren, die die taal machtig zijn, nader met nadruk in herinnering zijn gebracht.
Ongetwijfeld is van deze circulaires invloed ten goede uitgegaan, is in de bestaande toestanden en verhoudingen reede eenige verbetering gekomen in de door de Regeering aangegeven richting.
Het valt achter niet te ontkennen, dat met de bekende inzichten der Regeering ten deze door een deel van het Europeesche - en deer een groot deel van het Inlandsche bestuur nog steeds niet voldoende rekening wordt gehouden. Telkens worden nog klachten vernomen, dat Europeesche bestuurders beschaafde Inlandsche ambtenaren niet behandelen met de wellevendheid en de tegemoetkoming, waarop deze laatsten krachtens hun positie en ontwikkeling aanspraak hebben; dat Inlandsche