Aan Zijn Excellentie
des MINISTER van KOLONIEN
Den Haag
Excellentie
In verband met de overweging van het G.B. van 18 Aug. 1913 no. 1a dat de interneering van ondergeteekende voornamelijk noodig was om hem "zooveel mogelijk in zijn actie te belemmeren door hem de dagelijksche leiding van de door hem op touw gezette beweging en van zijn orgaan De Expres te beletten", gelooft ondergeteekende wel te doen Uwe Exc. kennis te geven van het heden morgen door hem uit Bandoeng ontvangen telegram van den hoofdredacteur der Expres, dat de uitgifte van dit blad met einde dezer maand wegens ontoereikende fondsen zal worden gestaakt.
Het komt ondergeteekende voor dat het leiden eener beweging zonder orgaan niet mogelijk zal zijn, zoodat naar het hem wil schijnen, de regeering zich het voornaamste argument voor de handhaving der interneering door de omstandigheden uit de hand ziet genomen.
Zonder aanleiding tot meer, dan de aanteekening, dat de zakelijke mededeeling, in dit schrijven vervat, door den afzender van het telegram aan ondergeteekende vertrouwelijk werd gedaan, en met de verschuldigde hoogachting