Pagina:TDKGM 01.089 (2 1) Koleksi dari Perpustakaan Museum Tamansiswa Dewantara Kirti Griya.pdf/1

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

(handgeschreven tekst) Beste Di, Hierbij een copie v/d brief ter inform. Ons gaat 't goed. Maar mij wordt het thans moeilijker te wachten. Groeten allemaal, ook 224. Is Tjipto al weg? DD

Versoix, 23 Augustus 1914 

Beste vrienden,

Van morgen ontving ik drie aangeteekende brieven tegelijk 1e ......... dato 29 Juni, medegeteekend door Zijlmans en Van Leeuwen en met naschrift van het H.B. van Insulinde, 2e van Kakebeeke dato 3 Juli, 3e van het H. B. geteekend door Gruen en Kasteele, gedateerd 14 Juli. Ik zend van den brief dien ik zelf nu schrijf een exemplaar aangeteekend en dadelijk, een ander niet aangeteekend aan julie adres, omdat ik met den dreigenden oorlog tusschen Italie en Oostenrijk hier onmogelijk kan berekenen of dit schrijven ooit zal aankomen. Deze oorlog schijnt mij nog slechts een kwestie van eenige dagen in welk geval mijn brieven kans loopen om niet meer doorgezonden te worden. Enkel door het feit dat jullie brieven uit Indie kwamen, zijn zij zonder onderzoek de duitsche censuur gepasseerd, gelijk daar op vermeld. Met Holland ben ik niet meer in contact. Telegrammen schijnen ook niet meer door te gaan. Hoe het zij, wanneer jullie dezen brief ontvangt, moet jullie zelf weten in hoeverre en aan wien kennis van den inhoud kan worden gegeven.

De inhoud van die brieven heeft mij zeer groot verdriet gedaan. Zooals mijn gewoonte is, zal ik ze categorisch beantwoorden, in zooverre intusschen mijn inzichten niet reeds door mij werden medegedeeld in eerdere brieven. Eerst de brief van Rijken. De eerste vijf pagina's daarvan hebben zich bezig gehouden met de meer of minder louche manipulaties met de Expres. Ik heb met de meeste aandacht dezen brief gelezen en herlezen. In de eerste plaats heb ik woorden van lof over voor den wakkeren geest van volhouden, die er uit spreekt. Daarnaast heb ik bevestiging gevonden van eenige vermoedens, te voor reeds gekoesterd omtrent practijken, welke ik in een schrijven aan de directie der E.B.P.M. aanduidde. Veel daarover nog uit te wijden daarover hoeft niet. Er is een leelijk spel gespeeld en zelfs op het randje af strafbaar spel. Maar in mijn overtuiging sta ik vast, dat jullie de schuldigen verkeerd zoeken. Ik begrijp dit heel goed. Jullie stonden buiten de dagelijksche bekendheid met de zaken der Expres. Ik niet. Ik wist dat er slechte bedoelingen werden rijp gemaakt, dat er een aanslag werd gesmeed tegen de Expres omdat het blad, door een verkeerden opzet en een verkeerde administratie, geen winst opbracht. Maar het is niet Wesselius die meemisleidt. Ik verzeker jullie dit met alle kracht. Wesselius wordt nu misleidt, evengoed als jullie zelf. Ik weet niet hoe ik jullie er van overtuigen zal, dat dit werkelijk het geval is. Ik zelf heb daarom ook aan W. geschreven, dat hij onder alle omstandigheden-hij wilde namelijk met de Expres vallen-moest blijven aan de drukkerij, ten einde ons later mogelijk te maken, de lieden die ons aldus hebben bedrogen, want dat is het woord, op hun beurt te vangen. Voor alles moest in de bandoengsche drukkerij een man zijn dien wij vertrouwen kunnen en ik verzeker jullie plechtig dat jullie W. vertrouwen kunt. Het is een verkeerde politiek, hem, die als Hollander niet zoo gemakkelijk ons karakter verstaat, te doen gevoelen dat wij hem niet meer dat vertrouwen kunnen geven als voorheen. Eerstens is dat misplaatst, maar mijn beste vrienden, dat maakt het W. niet gemakkelijk zich te houden aan zijn beginselen en hij zal daarvan toch niet afwijken. Vertrouwt hem. En ook, spreek rond en eerlijk jullie gedachten uit, rustig, kalm zonder opwinding. Zegt des noods dat ik dit heb verzocht. Jullie zult zien dat dan elk misverstand kan worden voorkomen.

De schuldigen zitten elders, zitten bij die lieden die geldelijke belangen hebben bij de drukkerij en die daaraan de Expres hebben opgeofferd, 10 lieden die ik in het vizier had en ook W. Daarvoor staan mij borg tal van gesprekken, die ik met W. had. Maar men durfde mij niet aan en begreep dat ik mijn onafhankelijke positie zou hebben gebruikt om de lieden te ontmaskeren, terwijl ik zelf W. de handen heb meenen te moeten binden. Ik geloof wel dat W. zoo goed van vertrouwen is geweest dat hij den val niet heeft gezien. Hij had het als uitnemend werkman voor de zaak heel druk. Hij moest de finantieele bereddering over laten aan anderen, die daarvan misbruik