ontvluchten beklaagde ,,die niet kan worden achterhaald” (art 209 strafr). De instructie kan dan buiten den beklaagde om worden voortgezet, waarna een openbare terechtzitting wordt gehouden, waarop de niet verschenen beklaagde ,,wederspannig aan de wet” wordt verklaard en zijn inhechtenis stelling wordt bevolen (art 212 strafr). Maar welk een schreeuwende onrechtvaardigheid zou dat zijn en welk een onzin bovendien tegenover een beklaagde, die niet ontvlucht is, die niets geweigerd heeft, is wiens hoofd nooit is opgekomen om recalcitrant te zijn tegenover de justitie, die integendeel niets liever zou willen dan zijn zaak door een onpartijdig rechter te zien beoordeeld, doch die men belet om voor den rechter te verschijnen!
Dit alles bewijst, dat interneering op Banka en een strafproces te Batavia te voeren, niet gelijktijdig samen kunnen gaan. Het hinderlijk, de voorgenomen interneering in den weg staand strafproces op wettige wijze te stuiten, was in casu niet mogelijk, omdat de Gouverneur-generaal het recht van abolitie (d.i. het recht om een strafproces te stuiten) alleen heeft voorzooveel Inlandsche vorsten en hoofden betreft (art 52 RRI). Vandaar dat in casu den Gouverneur-generaal die interneering wilde, niets anders overschoot dan den weg van willekeur en wetschennis in te slaan, door als chef van het openbaar ministerie het vonnis van rechtsingang niet te laten beteekenen en dat vonnis te laten deponeeren met het gevolg, zooals in werkelijkheid gebleken is, dat het strafproces geen voortgang heeft gehad. Dat was in strijd met de wet (zie de in de brochure aangehaalde wetsartikelen). Maar daardoor werd de interneering mogelijk, die evenwel eveneens