Waarde Heer Soewardi,
Door mijn reis naar het buitenland ondervond mijn streven, in Uw belang, vertraging. En thans verneem ik toevallig dat U door de Maatschappij „Nederland" op kiesche wijze een behoorlijke passage aangeboden werd, maar dat U dit heeft geweigerd. In de Telegraaf lees ik verder: dat u een viertal verschillende aanbiedingen om Uw gezin een betere plaats aan boord te verschaffen niet hebt willen accepteeren.
Vandaar mijn vriendschappelijke raad om-vooral in het belang van Mevrouw en Uw kinderen- 't volgende aan te nemen: met mij hebben zich twee personen, (wiens namen ik niet mag noemen) bereid verklaard, U door mijn tusschenkomst, een som ter hand te stellen, (bedrag nog niet aan mij opgegeven) waarmede U dan wellicht tweede klas zult kun kunnen reizen. Niet waar? daartoe is U wel bereid? Want de Regeering kan en mag U niet verder helpen, volgens de nu eenmaal bestaande bepalingen.
Spoedig op een gunstig antwoord rekenende, liefst per telegram, dan schrijf ik die heeren weder.
Met vriendelijke groeten aan Mevrouw en U
t.a.t.
H.van Kol