Pagina:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde Deel XLVII.pdf/458

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

IETS

OVER

KOEDJANG EN BADI

DOOR

C. SNOUCK HURGRONJE.

(Met platen).


De naaste aanleiding tot bet schrfiven van dit opstel werd mi gegeven door de opmerking, dat betrefi'ende de namen, den oorsprong en de beteekenis van twee soorten van Inlandsche wapens of dergelijke gereedschappen misverstand heerschte[1]. Sinds lang waren eenige voorwerpen van dien aard, alle uitWest-Java, uit de Pasoendan, afkomstig, in mijn bezit en had ik daaromtrent eenige inlichtingen verzameld, die voor verder onderzoek den weg konden wfizen. Zoowel deze werktnigen als nog een paar andere West-Javaansche wapens heb ik toen aan het Museum geschonken, met enkele aanteekeningen omtrent oorsprong en gebrnik[2]. Sedert kon ik nog twee exemplaren nit Banten (bier Nos. 6 en 7) daaraan toevoegen; vooral No. 7 was noodig tot recht verstaud van de beteekenis der koedjang voor de Seendaneezen in vroegeren tijd. Daar in bet bfizonder de toelichting aangaande de koedjang en de badi 00k aan dezulken belang kan inboezemen, die niet in de gelegenheid zijn bet Museum te bezoeken, werd besloten

  1. Men zie notulen der vergedering van 9 November 1903. De kaedjang: werden voor lanspnnten, de badz’s of badi-badi’s voor krissen nangezien.
  2. 2) Zie Notulen der vergadering van 14 December 1903. Tijdschr. Ind. T. L. en Vk., deel XLVII, aft. 5.