Pagina:Tijdschrift voor Indische Taal- Land- en Volkenkunde Deel XLVII.pdf/459

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

deze, ietwat omgewerkt, met de noodige afbeeldingen verlucht, te publiceeren.

Van de afgebeeldde koedjangs vragen vooreerst de Nos. 1—6 onze aandacbt. No. 1, met een gebeel fantastisch heft, dat gelijkt op de stijl van een vliegwiel om garen op te Winden, is afkomstig uit Soemedang en beboorde daar tot eene verzameling kaboejoetans[1], voorwerpen van den ouden tijd, welke men eerbiedig bewaart en wearaan men zekere gebeimzinnige kracbten toescbrijft. Ditlaatste geldt van al de onder nummers 1—6 afgebeeldde voorwerpen, over welker gebruik wij ingelicbt zijn, en mag dns ook wel van Nos. 4 en-5 aangenomen worden, a1 ontbreekt one dienaangaande stellig bericbt.

No. 2 met eene scheede, die deels naar die van een bédog (: golok, kapmes), deels naar die eenervkris gevolgd is, verkreeg ik eveneens uit Soemedang.

No 3 zonder heft nocb scheede, met drie gaatjes door bet lemmet, is uit Bandoeng afkomstig.

No. 4, met zeven gaatjes in bet lemmet, heft en scbeede naar een vaak voor Inlandscbe kapmessen gebezigd model, is bij den aanleg der havenwerken van Tandioeng-Prioek opgegraven, met nog verseheidene andere exemplaren naar men beweert.

No. 5 werd voor bet Museum aangekocht, zonder betrouwbare gegevens betrefiende den oorsprong.

No. 6, uit Noord Bantén afkomstig, vertoont in betlemmet een koperen oog, blijkbaar dienende om den diervorm duidelijker aan te geven.

Bij veal verschil in grootte en vorm bebben deze voorwerpen ook menig kenmerk met elkander gemeen. Vooreerst bet positieve, dat (wanneer men een dezer koedjangs horizontaal voor zich nit houdt, met den rug naar boven,

  1. Men noemt zulk eene verzameling met de kist, trommel of mand, waarin zij zich bevindt, ook pĕpĕlen, welk woord overigens in het gewone leven een geldtrommel aanduidt.