Pagina:Timm010zeer01 01 (1).pdf/17

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

gestaan. Hij is naar een retraite geweest in een klooster bij Antwerpen, en is eergister terug te huis gekomen.

Zij kon het zich niet meer verbergen, maar als zij hem in geen twee dagen gezien heeft, is 't precies of heel de wereld staat tegen haren dank.

Och als z'hem vandaag toch maar eens mocht zien I Zoo eens even maar! dan is dit hert weer gerust gesteld en dit gevoel van eenzaamheid verdwenen. Maar waarom klopt haar hart zoo fel? Ze doet toch immers geen kwaad. Z'is een begijntje, en begijntjes mogen nog altijd tusschen den religieuzen en den huwelijkenstaat kiezen.

Maar ze wil niet peinzen, ze schudt die gedachten van onder haar wit kappeken weg, en gaat haastig en gejaagd van de eene statie naar de andere.

In de Vagevuurstraat woont mijnheer de onderpastoor, de nonkel van Martienus, ze ziet hem achter zijn venster zitten, het pergameni en hoofd gebogen over een boek. Hoog boven het huis staan de dikke boomen der Begijnen vest met hun weelderige kruinen, en de port die op de vest uitgeeft staat open en toont een gothiek uitzicht op de verre velden, de Nethe, en de blauwe toren van het verre Mechelen.

17